bloedgroepen (theorie - theorie met verwerkingsopdrachten)| bovenbouw h v |
resusfactor
embryo
Bij 85% van de mensen komt op de celmembranen van rode bloedcellen een eiwit voor dat ook bij resusaapjes voorkomt. Dit eiwit wordt resusantigeen of resusfactor genoemd.
Mensen bij wie dit eiwit voorkomt worden resuspositief (Rh+) genoemd. Mensen die geen resusantigeen hebben worden resusnegatief (Rh-) genoemd. Iemand die Rh- is maakt pas antiresus als deze persoon in aanraking komt met Rh+ bloed.
Iemand die Rh- is en bijvoorbeeld bij een bloedtransfusie voor het eerst in aanraking komt met Rh+ bloed, maakt niet voldoende antiresus om tijdens deze bloedtransfusie in de problemen te komen. Het antiresus wordt naderhand afgebroken.

- Bij een tweede of volgende bloedtransfusie met Rh+ bloed maakt de acceptor (ontvanger) onder invloed van [ T-geheugencellen en plasmacellen ] [ T-geheugencellen en B-geheugencellen ] [ B-geheugencellen en plasmacellen ] grote hoeveelheden antiresus aan.



- geef aan hoe de vraag gemaakt is: (
) (
)