geneticavraagstukken met uitwerking (theorie - oefening)| bovenbouw h v |
geslachtschromosomen
- alleen in lichaamscellen
- alleen in eicellen en zaadcellen
- zowel in eicellen, zaadcellen als lichaamscellen
toelichting 3.1
toelichting:
In lichaamscellen van organismen komen chromosomen paarsgewijs voor.
Bij mannelijke organismen verschillen de chromosomen van één chromosoompaar ten opzichte van elkaar. Het ene chromosoom (X-chromosoom) is groter dan het andere chromosoom (Y-chromosoom). Het X en het Y chromosoom worden geslachtschromosomen genoemd. Alle overige chromosomen worden autosomen genoemd.
De geslachtschromosomen verschillen bij vrouwelijke organismen niet van elkaar in lengte of dikte. Bij vrouwelijke organismen komen als geslachtschromosoom alleen de X-chromosomen voor.
Bij vrouweljke organismen worden de geslachtschromosomen aangegeven met XX en bij mannelijke organismen worden de geslachtschromosomen aangegeven met XY.
In geslachtscellen komen chromosomen enkelvoudig voor. Geslachtscellen ontstaan door meiose in plaats van mitose. In geslachtscellen komt de helft van het aantal chromosomen van een lichaamscel van hetzelfde organisme voor.
Eicellen kunnen alleen een X chromosoom bevatten, terwijl zaadcellen zowel een X als een Y chromosoom kunnen bevatten.
vrouwelijke lichaamscel (met twéé x chromosomen) | eicel (met één x chromosoom) |
mannelijke lichaamscel (met één x en één y chromosoom) | mannelijke zaadcel (met één x of één y chromosoom) |
- zowel een eicel, zaadcel als lichaamscel
- alleen een eicel of zaadcel
- alleen een lichaamscel
toelichting 3.2
Als een geslachtscel 11 chromosomen bevat, bevat een lichaamscel 22 chromosomen (11 paar chromosomen). Als een lichaamscel 11 chromosomen zou bevatten, zou een geslachtscel 5¬? chromosoom moeten bevatten. In lichaamscellen komen chromosomen paarsgewijs en dus altijd in even aantallen voor. In geslachtscellen komen chromosomen niet paarsgewijs voor en kunnen dus in even en oneven aantallen voorkomen (en nooit als halve chromosoom)
- alleen een eicel of zaadcel
- zowel een eicel, zaadcel als lichaamscel
- alleen een lichaamscel
toelichting 3.2
Als een geslachtscel 34 chromosomen bevat, bevat een lichaamscel 68 chromosomen (34 paar chromosomen). Als een lichaamscel 34 chromosomen bevat, bevat een geslachtscel 17 chromosoom. In lichaamscellen komen chromosomen paarsgewijs en dus altijd in even aantallen voor. In geslachtscellen komen chromosomen niet paarsgewijs voor en kunnen dus in even en oneven aantallen voorkomen.
- [ bewering 1 ] Als het vrouwtje heterozygoot is voor de oogkleur is de helft van de nakomelingen ook roodogig
- [ bewering 2 ] Als het vrouwtje homozygoot is voor de oogkleur zijn alle nakomelingen ook roodogig
uitwerking 3.4
gegevens:
Het gen voor oogkleur erft bij Drosophila`s X-chromosomaal over.
Vrouwtjes met rode ogen kunnen homozygoot en heterozyoot zijn.
Een roodogig vrouwtje wordt gekruist met een witogig mannetje.
vraag:
Welke mogelijke oogkleuren kunnen er voorkomen in de F1 als het vrouwtje dat gekruist wordt met een witogig mannetje homozygoot is en welke mogelijke oogkleuren kunnen er voorkomen in de F1 als het vrouwtje heterozygoot is.
analyse gegevens:
Omdat zowel vrouwtjes die heterozygoot als vrouwtjes die homozygoot zijn voor het gen oogkleur, rode ogen hebben, moet de rode oogkleur dominant zijn over de witte oogkleur. Dit komt omdat een dominant allel altijd tot uitdrukking komt in het fenotype.
homozygoot genotype: Xr Xr → fenotype: witogig
heterozygoot genotype: XR Xr → fenotype: roodogig
homozygoot genotype: XR XR → fenotype: roodogig
Het allel voor rode ogen is dus dominant over het allel voor witte ogen.
conclusie:
roodogig heterozygoot ♀ X witogig ♂
roodogig homozygoot ♀ X witogig ♂
Beide beweringen zijn juist.
- [ bewering 1 ] alle mannetjes zijn witogig
- [ Bewering II ] de helft van de vrouwtjes zijn roodogig
uitwerking 3.5
gegevens:
Het gen voor oogkleur erft bij Drosophila`s X-chromosomaal over (zie vorige vraag).
Vrouwtjes met rode ogen kunnen homozygoot en heterozyoot zijn (zie vorige vraag).
Een roodogig vrouwtje wordt gekruist met een witogig mannetje.
vraag:
Welke mogelijke oogkleuren kunnen er voorkomen in de F1 als het vrouwtje dat gekruist wordt met een roodogig mannetje homozygoot is voor witte ogen?
analyse gegevens:
Als het mannetje rode ogen heeft is het allel voor rode oogkleur het enige allel dat in het genotype aanwezig is.
genotype: Xr Y → fenotype: witogig
genotype: XR Y → fenotype: roodogig
Als het vrouwtje witogig is moet het allel voor witte ogen in tweevoud voorkomen, omdat anders het dominante allel voor rode oogkleur tot uitdrukking komt in het fenotype.
homozygoot genotype: Xr Xr → fenotype: witogig
heterozygoot genotype: XR Xr → fenotype: roodogig
homozygoot genotype: XR XR → fenotype: roodogig
conclusie:
witogig homozygoot ♀ X roodogig ♂
Alleen bewering I is juist.